Een voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm waarmee je de voltooide tijd aangeeft:

– Ik had dat boek vorige zomer al gelezen.
– Wanneer heb je dat gedaan?
– Misbruik wordt bestraft.

Een voltooid deelwoord begint meestal met ge- (geslagen, gelopen, gewinkeld), maar soms ook met be-, ver-, ont- of er-. In dat geval begint het werkwoord zelf ook al met dat voorvoegsel:

– Ik heb de hele vakantie niks beleefd.
– Wat ben jij veranderd zeg!
– Er worden nog elke dag nieuwe diersoorten ontdekt.
– Mijn werkgever heeft die fout nooit erkend.

Een voltooid deelwoord eindigt op -d, -t of -en.

Een voltooid deelwoord op -en levert geen spellingprobleem op. Maar hoe weet je nu of je een voltooid deelwoord met een -d of een -t aan het eind schrijft?