Er zijn 3 manieren om de persoonsvorm van een zin te vinden.

Manier 1: Maak de zin vragend
Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan.

– Hij is vorige week naar Praag geweest.
– Is hij vorige week naar Praag geweest?
persoonsvorm: is

Manier 2: Verander het aantal in de zin
Staat de zin in het enkelvoud? Maak er dan meervoud van. Staat de zin in het meervoud? Maak er dan enkelvoud van.

– Mijn vriendin kon geen kaart meer krijgen voor het concert van Anouk.
– Mijn vriendinnen konden geen kaarten meer krijgen voor het concert van Anouk.
persoonsvorm: kon

– Wij spelen graag een potje Risk.
– Ik speel graag een potje Risk.
persoonsvorm: spelen

Manier 3: Verander de tijd in de zin
Staat de zin in de tegenwoordige tijd? Maak er verleden tijd van. En andersom.

– De Telegraaf heb ik nog nooit gekocht.
– De Telegraaf had ik nog nooit gekocht.
persoonsvorm: heb

– Onder de boom wachtte hij op haar.
– Onder de boom wacht hij op haar.
persoonsvorm: wachtte

Meer weten